Drieks laatste gedicht!

.

.
Moeder en kind. .

Mijn moeder leefde voor zichzelf te lang;
Vandaar dat zij haar laatste grijze dagen
Veelal verdeed met mopperen en klagen,
Een vruchteloze, zure zwanenzang.
Toch schepte zij een kinderlijk behagen
In onze dagelijkse ommegang
Als ik weg uit het huis, uit haar gevang
Haar rondreed in haar invalidenwagen.
De vreugde was niet altijd onverdeeld:
Ik deed het half uit liefde, half verveeld,
Maar ik kwam in het park soms halverwege
Een moeder met een kinderwagen tegen
En zag dan het verdraaide spiegelbeeld
Hoe ik ooit in haar wagen had gelegen.

Driek van Wissen.
.
.
Har:
Onderstaand fragment uit “Onze kleinkinderen” schoot me te binnen toen ik ’t laatste gedicht “Moeder en kind” van Driek las. Deze foto’s zijn ’n week voor haar dood genomen. Net als in ’t gedicht was mam ’t leven moe. Ook ik reed soms met haar rond. Ook zij kwam ’n moeder met ’n kinderwagen tegen. Ivy met Erik.
.


Dit schreef ik in 2005, 6 jaar na haar dood:
.
Is det unne echte?
De laatste keer keer dat oma Kierkels haar achterkleinzoon ontmoette. Deze foto is genomen in de het verzorgingstehuis Hornerheide in Horn. Oma was sterk vermagerd en de grijns op haar gezicht was een lach. Ze was het leven moe. Ze had gelukkig een kamertje alleen gekregen, maar als iemand stervende was, moest ze voor 1 of 2 dagen naar een zaaltje van 6. Ze wist niet waarom ze dan verplaatst werd. Het kon haar ook niets meer schelen. In dit tehuis heeft ze maar 2 maanden gewoond, op 21 februari 1999 stierf ze hier.
Als we haar gingen bezoeken zat ze in een woonkamer. Een stompzinnige naam voor dat vertrek. Daar zaten voor het merendeel zombie-achtige wezens, mannen en vrouwen hangend over een bord, kwijlend uit hun mond en daar tussen zat ook mijn moeder. We namen haar snel mee naar de binnentuin en probeerden haar aandacht te richten op de tropische planten. In het restaurant werd een kop koffie gedronken en dan gingen we weer terug in het afgesloten deel van het huis. Mam keek ons smekend en vroeg: Breng je me naar mijn slaapkamer? Als de zuster het goed vond gebeurde dat ook. We legden haar dan op het bed, ze deed haar ogen dicht en zei dan: Ich bin meuch, gaotj mer nao hoees!
Die laatste keer dat we met Erik naar Horn gingen, liepen we met hem de woonkamer binnen. De aanwezigen in het vertrek bemerkten dat er iets bijzonders binnenkwam. Een oud vrouwtje stak haar armen uit naar Erik en zei: Is det unne echte? En haar gezicht straalde. Ze haaj unne echte knien gezeen!