Zeeland begon toen ik 11 was te leven. Ik zat in de 6de klas van de jongensschool. Meester In den Cleef had ons de 11 provincies geleerd en Zeeland was 'n provincie en 't lag aan de zee. Daarom heette 't Zeeland. Dat was alles. In de 50-er jaren in mijn Blog staat 't volgende:
.
Zondagmorgen 2 februari 1953, 9 uur 's morgens. Pap en Mam zijn al beneden in de keuken. Het fornuis wordt met kolen gevuld. Er staan ijsbloemen op mijn slaapkamerraam en buiten waait het hard. Het is een gewone zondag en ik besluit met dit weer zo weinig mogelijk naar buiten te gaan. Als het niet te koud is, ga ik naar de parochie-bieb een leesboek lenen. Mam roept onder in de gang dat ik warme kleren moet aantrekken. Beneden aangekomen is mijn eerste gang altijd naar de radio. Hilversum maakt melding van een springvloed in het westen van het land. Al spoedig dringt het tot me door dat er iets ernstigs is gebeurd. Ik maak de eerste live-reportages (buiten voetbal) mee, schakelingen tussen Walcheren en Tholen, reportages uit Zierikzee en Bruinisse, zendamateurs in de regio, schippers op schepen. Verslagen luister ik naar de verhalen; mensen in de vrieskou op daken, een vrouw moet op een zolder bevallen, koeien die in het water drijven. Het dodenaantal stijgt met de minuut.
Ik realiseerde me, dat ik toen pas 11 jaar was. Beelden van die ramp waren er niet, die zag je pas weken later in de bioscoop. Daar zag ik de werkelijke ramp. Elke scene uit deze film herinner ik me. De polygoonstem met op de achtergrond klotsende golven en stormwind zal ik nooit vergeten. Aan 't eind van de film deed de commentator 'n oproep aan alle Nederlanders om de slachtoffers te helpen.
Onze "Ververie en Stoumerie" werd 'n opslagplaats van kleren. Dagenlang kwamen mensen uit Heitse, Roggel kleren brengen. Honderden kledingstukken lagen daar op 'n hoop. Samen met Pap en Mam sorteerden we die stapel op kinder-, mannen- en vrouwenkleding. Ik weet zelfs nog dat ik 'n dubbeltje vond in 'n mannenbroek. De gedachte om 't maar te voor mezelf te bewaren, zette ik direct weer uit mijn hoofd. Zoiets doe je niet! Ik stopte 't muntje in 'n jongensbroek van 'n jongen van mijn leeftijd en zag 't glunderende gezicht van dat jongetje al voor me!
Zondagmorgen 2 februari 1953, 9 uur 's morgens. Pap en Mam zijn al beneden in de keuken. Het fornuis wordt met kolen gevuld. Er staan ijsbloemen op mijn slaapkamerraam en buiten waait het hard. Het is een gewone zondag en ik besluit met dit weer zo weinig mogelijk naar buiten te gaan. Als het niet te koud is, ga ik naar de parochie-bieb een leesboek lenen. Mam roept onder in de gang dat ik warme kleren moet aantrekken. Beneden aangekomen is mijn eerste gang altijd naar de radio. Hilversum maakt melding van een springvloed in het westen van het land. Al spoedig dringt het tot me door dat er iets ernstigs is gebeurd. Ik maak de eerste live-reportages (buiten voetbal) mee, schakelingen tussen Walcheren en Tholen, reportages uit Zierikzee en Bruinisse, zendamateurs in de regio, schippers op schepen. Verslagen luister ik naar de verhalen; mensen in de vrieskou op daken, een vrouw moet op een zolder bevallen, koeien die in het water drijven. Het dodenaantal stijgt met de minuut.
Ik realiseerde me, dat ik toen pas 11 jaar was. Beelden van die ramp waren er niet, die zag je pas weken later in de bioscoop. Daar zag ik de werkelijke ramp. Elke scene uit deze film herinner ik me. De polygoonstem met op de achtergrond klotsende golven en stormwind zal ik nooit vergeten. Aan 't eind van de film deed de commentator 'n oproep aan alle Nederlanders om de slachtoffers te helpen.
Onze "Ververie en Stoumerie" werd 'n opslagplaats van kleren. Dagenlang kwamen mensen uit Heitse, Roggel kleren brengen. Honderden kledingstukken lagen daar op 'n hoop. Samen met Pap en Mam sorteerden we die stapel op kinder-, mannen- en vrouwenkleding. Ik weet zelfs nog dat ik 'n dubbeltje vond in 'n mannenbroek. De gedachte om 't maar te voor mezelf te bewaren, zette ik direct weer uit mijn hoofd. Zoiets doe je niet! Ik stopte 't muntje in 'n jongensbroek van 'n jongen van mijn leeftijd en zag 't glunderende gezicht van dat jongetje al voor me!
.
Zo was ‘t in 1953. Nu in 2010 is bijna alles uit die tijd verdwenen. De Zeeuwen hebben hun verleden letterlijk begraven. De resten van hun huizen zitten in de nieuwe wegen en dijken. Ook hun herinneringen hebben ze begraven. Dat zag ik eergisteren in de KRO-uitzending “De reunie”. Mensen uit Nieuwe Tonge die in 1953 ook in de zesde klas zaten vertelden over die tijd. De meeste hadden de grootste moeite om hun herinneringen vrij te geven. Je moet ermee leven, was veel te horen.
Tijdens de wandeling over de Rampweg zag ik vanavond twee gebouwen. Ze staan naast elkaar. En plotseling kwam 1953 terug. ‘t Oude Zeeland van 1953! De tegenstelling met ‘t nieuwe Zeeland van 2010 is erg groot. 't Nieuwe doet bijna pijn.
Zo was ‘t in 1953. Nu in 2010 is bijna alles uit die tijd verdwenen. De Zeeuwen hebben hun verleden letterlijk begraven. De resten van hun huizen zitten in de nieuwe wegen en dijken. Ook hun herinneringen hebben ze begraven. Dat zag ik eergisteren in de KRO-uitzending “De reunie”. Mensen uit Nieuwe Tonge die in 1953 ook in de zesde klas zaten vertelden over die tijd. De meeste hadden de grootste moeite om hun herinneringen vrij te geven. Je moet ermee leven, was veel te horen.
Tijdens de wandeling over de Rampweg zag ik vanavond twee gebouwen. Ze staan naast elkaar. En plotseling kwam 1953 terug. ‘t Oude Zeeland van 1953! De tegenstelling met ‘t nieuwe Zeeland van 2010 is erg groot. 't Nieuwe doet bijna pijn.
. .